– Zomer 2010, Florida. –
Ik logeer bij familie van een goede vriend. De Sri Lankaanse man, inmiddels in de 70, is getrouwd met een rasechte New Yorkse. Natuurlijk heb ik voor de vrouw des huizes een paar mooie zeepjes meegebracht. Ze worden bewonderd en op het dressoir gelegd, ‘on display’ voor iedereen. Drie weken lang liggen ze daar, ik heb haar niet eentje zien uitpakken.
Tegenover de logeerkamer is de tweede badkamer. De eerste is bij de ‘master bedroom’. Ik denk nog: “lekker, een eigen badkamer!” Helaas. Badkamer nummer één voldoet niet. Te klein, te hoge instap voor de douche. Alle bewoners, inclusief gasten, waarvan een incontinente heer, maken gebruik van dezelfde badkamer. Brrrr. Elke keer als ik naar de wc ga, eerst een doekje er overheen halen!
Mijn eigen salt bar meegebracht
Maar goed, ik had natuurlijk ook mijn eigen stuk zeep mee, wat ik op de vensterbank bij de douche legde. Mijn favoriete, grote brok zoutzeep! Zo kon ik ten minste m’n eigen zeep gebruiken in plaats van de spullen uit flesjes, die ik dus echt niet meer lekker vind.
Op een gegeven moment merkte de gastvrouw op – in haar New Yorkse accent dat klinkt als ijzervijlsel (een stem om cokes mee te kloppen zei mijn oma ooit): “Die zeep van jou is wel erg snel op zeg!” Dit zeggende op dezelfde manier die we kennen van de dikke Amerikaan thuis die alles groter vindt dan in Europa. “Tja,” zeg ik. “Ik gebruik ‘m ook elke dag onder de douche.” Meestal douche ik twee keer per dag. Zeker met dat plakkerige weer daar.
Betrapt!
Helemaal aan het einde van de drie weken liggen de cadeau gegeven zeepjes nog steeds op het dressoir. Mijn eigen forse salt bar is gereduceerd tot een piepklein brokje. Hoe kan dat nou? Dan komt het hoge woord eruit: De heer des huizes heeft al die tijd mijn zeep gebruikt! Vindt hij de zeep nou zo lekker of heeft hij niet door dat het zijn zeep niet is? Hij grijnst. Betrapt! Zijn vrouw trekt een lang gezicht..
Nog meer zoutzeep: